5 augustus 2022

‘Voor partner duurt uitzending twee keer zo lang’

Sinds een jaar of acht worden de jaarlijkse thuisfrontdagen van de Kmar samen met de Nationale Politie georganiseerd. Behalve de verschillen over hoe krijgsmacht en politie met de uitzendingen omgaan, zijn er ook de nodige overeenkomsten. De animo onder politieveteranen is inmiddels echter groter dan die onder de marechaussees.

Tekst: Fred Lardenoye

Hij is nog maar net aangesteld als Hoofd Personeels- en Thuisfrontzorg van het Bureau Buitenlandse Missies, maar kapitein Ton Wuijts heeft zelf ook de nodige uitzendervaring. “Ik ben in 2005 in Bosnië en 2017 in Litouwen geweest. Maar in het kader van Frontex was ik ook in Griekenland en Bulgarije en daar heb ik meer ellende gezien dan in missiegebieden. Niet oorlogsgerelateerde, maar wel mensonterende dingen, zoals vluchtelingen die dood in de rivier drijven.”

Hoe belangrijk het thuisfront is, weet hij uit eigen ervaring. “In Bosnië mochten we maar vijf minuten per week contact hebben met het thuisfront. Maar ook vóór de missie ben je al vaak afwezig, omdat je dan ook veel op oefening en in opleiding bent. Dat heeft voor het thuisfront zeker zoveel impact als de uitzending zelf. Dus voor de partners begint het eigenlijk een half jaar eerder. Hun uitzending duurt twee keer zo lang.”

 

Thuisfrontcontactdagen

We spreken Wuijts op de Thuisfrontdag op 2 juni, die het Bureau Buitenland Missies (BMM) van de KMar samen met het Team Internationale Politie Uitzendingen (TIPU) organiseert op het Nederlandse Veteraneninstituut in Doorn. Hij heeft zelf de nazorg zien groeien. “Die is wel 200 procent beter geworden als ik mijn uitzending naar Bosnië vergelijk met de nazorg na Frontex. En deze dag is daarvan ook een voorbeeld. Door de eerdere coronapandemie is het de eerste keer sinds bijna drie jaar dat we dit organiseren.”
De Thuisfrontdag van marechaussee en politie vindt plaats naast de ‘paarse’ Thuisfrontcontactdagen die CLAS twee keer per jaar organiseert. In het voorjaar gebeurt dit onder het motto ‘We at home’ en in november onder het motto ‘Missie Max’, dat het inmiddels zonder bijdrage van Omroep Max moet doen. Voorts zijn er de Thuisfrontinformatiedagen speciaal gericht op grotere uitzendingen, die het bureau Thuisfrontzorg van BBM verzorgt.  

 

Facebook

“Op dit moment hebben we geen grotere uitzendingen, dus voor individuele uitzendingen wordt dat digitaal begeleid,” benadrukt opperwachtmeester Jolanda Rops (54). Zij is werkzaam voor het Bureau Buitenland Missies en onder meer verantwoordelijk voor de Thuisfrontinformatiedagen. “Ik ga niet iemand helemaal naar ons toe laten komen voor een uurtje. Dus nu nodig ik de militair en zijn thuisfront samen online uit. Dan leg ik uit wie ik ben en wat zij aan thuisfronthulp kunnen verwachten. Ook vertel ik waar zij tegenaan kunnen lopen.”

Voor meer informatie kunnen marechaussees ook gebruik maken van een thuisfrontapp. Rops: “Deze app bevat veel meer info en bijvoorbeeld de vluchttijden en locaties. Zo hebben we ook een Facebookpagina voor het thuisfront, die wordt beheerd door een vrijwilliger.”
Bij individuele uitzendingen zijn er zowel bij vertrek als aankomst vrijwilligers van het bureau Thuisfrontzorg aanwezig om zo nodig het thuisfront van dienst te kunnen zijn.

 

Vrijwilligers

De vrijwilligers zijn cruciaal voor het functioneren van het bureau. Zij vormen samen met een dagelijks bestuur het Thuisfrontcomité en zijn bij alle activiteiten van het bureau aanwezig. Wuijts: “Gelukkig is de animo groot. Het zijn ook mensen met een uitzendverleden of met een partner die zo’n verleden heeft. Zij kennen ook het verhaal erachter. Je moet ze ook zien als een belmaatje, om te luisteren en mensen op de juiste route te zetten als zorg nodig is.”

Op de Thuisfrontdag op 2 juni zijn de vrijwilligers Riet van Gaelen (61) en Charlotte Bloemendaal (67) aanwezig. Beiden zijn op 1 oktober 2021 actief geworden in het Thuisfrontcomité. Van Gaelen werkte voorheen als burgermedewerker bij de salarisadministratie van de KMar. “Mijn man was zelf bij de KMar en ik heb ook nog een zoon die bij de politie werkt. In mijn gezin heb ik in totaal zes uitzendingen meegemaakt.”
Bloemendaal werd tijdens haar veertigjarige carrière bij de KMar in 1982 naar de Sinaï uitgezonden. “Dat was spannend, want alles was nieuw. In die tijd wist je amper wat een uitzending was, want Libanon was ook nog maar net begonnen. Maar ik was 23 jaar en vond het geweldig.”


Luisterend oor

Naast hun aanwezigheid tijdens de thuisfrontdagen hebben de vrijwilligers ook contact via de telefoon. Aan de hand van een bellijst nemen zij tijdens een uitzendperiode zeker twee keer contact op met het thuisfront van een uitgezonden marechaussee. Bloemendaal: “Soms hoor je dat er meer aandacht nodig is, dan vraag je of je over een maand nog een keer mag bellen. De secretaris van het Thuisfrontcomité houdt dat in een schema allemaal bij, wanneer en wie je belt. Het komt ook wel voor dat mensen daaraan geen behoefte hebben. Ook prima.”

Voor hun werk als vrijwilliger maken ze beiden gebruik van hun eigen ervaringen. “Als je iemand aan de telefoon krijgt, weet je natuurlijk de momenten waar zij moeite mee hebben,” zegt Van Gaelen.”In de eerste plaats bied je dan een luisterend oor. Je merkt dat het vaak helpt als je je eigen ervaring deelt. Mensen vinden het heel fijn als ze iemand aan de telefoon hebben die de problemen kent waar jij tegenaan loopt.”

 

Geen flauw idee

Over de grootste ergernis waarmee zij in de contacten met het thuisfront worden geconfronteerd, is Bloemendaal heel stellig: “De Nederlandse maatschappij weet gewoon niet wat het betekent dat je echtgenoot of partner een half jaar op uitzending is. Zij hebben geen flauw idee wat voor impact dat heeft en hoe dat ervaren wordt in dat gezin. De omgeving snapt er eigenlijk niks van, zo voelen ze het. Terwijl er best lieve mensen om hen heen staan die zeggen: ‘Als ik je moet helpen, laat het maar weten’. Maar in de kern voelen zij het niet.”

Dat heeft ook gevolgen voor de kinderen. Bloemendaal: “Op de Veluwe waar een grote concentratie militairen zit, is dat voor zo’n jongetje of meisje heel prettig. Maar in de Randstad kun je op een plek zitten waar toevallig niemand een uitzending heeft meegemaakt. Dat is voor zo’n kind heel vervelend. Die wil dat delen met een vriendje of vriendinnetje.”

 

Gescheiden ouders

Van Gaelen wijst erop dat ze ook veel te maken krijgen met gescheiden ouders. “Als een zoon of dochter op uitzending gaat en de ouders zijn gescheiden, belt een van ons de vader en de ander de moeder. Dat doen we bewust, maar dan merk je ook de verschillen. Bijvoorbeeld dat de moeder niet zo’n goed contact heeft als de vader. Dat vindt ze dan heel vervelend. ‘Ik mag wel in zijn huis wachten als er een pakje wordt bezorgd, maar bellen doet hij bijna nooit’. Mensen vinden het al heel belangrijk om daarover met iemand te kunnen praten.”

In totaal zijn er negen vrijwilligers in het Thuisfrontcomité om de contacten te onderhouden, drie van de politie en zes van de KMar. “De samenwerking met politie is prima, dat zijn gewoon collega’s, dat maakt niet uit,” benadrukt Bloemendaal. “Een keer in de maand komen we bij elkaar voor overleg. We hebben ook een saamhorigheidsdag één keer per jaar, met de partners erbij. We kennen elkaar goed, dus je belt elkaar als er iets is.”

 

Meer aanmeldingen

Op de Thuisfrontdag op 2 juni is het motto ‘Het verhaal van de missie’. In dat kader staan de verhalen van ervaringsdeskundigen centraal. Het eerste is van Lyanne Paskamp, die als landmachtchauffeur in 1992 samen met haar man, marechaussee Erik Paskamp, een heftige uitzending beleefde in de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Lyanne schreef er een aangrijpend boek over (zie ook het artikel in Interventie, juni 2021). Ook de tweede spreker, politieman Ronald van Leeuwen, schreef een boek over zijn missies naar Kosovo. Van Leeuwen die eerst 18 jaar beroepsmarinier en commando was, maakte heftige situaties mee en leerde op missies ook zijn vrouw Hanah kennen, die eerder moest vluchten voor de oorlog.         

Zijn de verhalen eerlijk verdeeld tussen politie en marechaussee; dat geldt minder voor de aanwezigen. Rops: “Het aantal aanmeldingen vanuit de politie was deze keer hoger dan de hoeveelheid aanmeldingen vanuit de KMar. Misschien moeten we deze dagen meer promoten binnen de KMar.”
Maar de combinatie politie en marechaussee werkt volgens Rops heel goed. Dat vindt ook Wuijts: “Politie en KMar doen heel veel samen. We hebben natuurlijk hetzelfde doel, dus we gaan met dezelfde pet op en onder dezelfde omstandigheden op missie. Alleen wij krijgen dan de veteranenstatus, dat is eigenlijk het belangrijkste verschil.”

De volledige versie van dit artikel, inclusief een interview met adjudant Rob Diepenhorst en zijn partner Sandrine, vind je in de juli-uitgave van ons ledenmagazine Interventie. Die uitgave kun je ook vinden in onze ledenapp!

Meer over:
Veteranen